
Wanneer je een vraag stelt, vraag dan niet naar een abstract of algemeen begrip maar houd het concreet. Wat is het verschil?
Stel je bent gericht op goede samenwerking en je stelt je collega vragen om de samenwerking te bevorderen.
Abstracte vraag: Wat versta jij eigenlijk onder goede samenwerking?
In dit geval is de kans groot dat jouw collega uitweidt over wat hij of zij – in z’n algemeenheid – onder goede samenwerking verstaat. Daar kun je niet zo veel mee, behalve knikken, of jouw definitie van dit begrip geven waardoor de ander weer kan knikken. Het gesprek blijft abstract.
Concrete vraag: Wat is voor jou de beste manier om in deze situatie goed samen te werken?
Bij deze vraag krijg je een antwoord waarop jij vervolgens weer concreet kunt reageren – gerelateerd aan een concrete situatie die voorligt – om zo samen een gedetailleerde aanpak te bespreken die benodigd is om goed samen te werken.
We zijn geneigd om al vroeg in een gesprek te vragen naar abstracte begrippen. ‘Wat betekent gelijkheid eigenlijk voor jou?’ Wat bedoel je met eigenaarschap?’ Pas hiermee op. Je blijft daardoor beiden binnen je eigen begrippenkader. Je denkt misschien dat je elkaar hebt begrepen, maar alleen als je een begrip bespreekt aan de hand van een concrete voorbeeldsituatie, weet je precies wat de ander bedoelt. En dat is een voorwaarde voor goede samenwerking.