
Hieronder tref je een beschrijving van een socratisch gesprek van ca. anderhalf uur in vijf stappen. Voor de volledigheid eerst nog even de structuur en de regels waaraan een socratisch gesprek moet voldoen:
STRUCTUUR:
REGELS
(dit zijn tevens een aantal van de belangrijke socratische vaardigheden)
– Stel je oordeel uit
– Luister nauwkeurig
– Wees concreet/ vraag naar de feiten
– Denk zelf, verlaat je niet op kennis of autoriteit van anderen
– Verdraag het niet-weten
– Stel je empathie uit
– Gebruik in je vraag de woorden van de ander
1. DE VRAAG
“Wanneer heeft het nog zin te vechten voor de underdog?”
2.CONCRETISEREN
Moet je je in je werk blijven inzetten voor een partij die het onderspit gaat delven? En wat laat je meewegen als zakelijke belangen spelen voor jezelf en voor anderen? Dit vroegen we ons af tijdens een training socratisch gesprek. Een van de deelnemers, Albert, had een concreet voorbeeld aan de hand waarvan die vraag onderzocht kon worden. Hij is extern PR-adviseur van een bank en werd in dit geval gevraagd om een project te begeleiden dat geen PR-doel had voor de bank, maar waarvoor hij wel zijn netwerk kon inzetten. Het project boeide hem waardoor hij ‘ja’ zei.
Zodra het voorbeeld is gekozen vraagt de gespreksleider aan de deelnemers om de voorbeeldgever feitvragen te stellen, zodat iedereen zijn voorbeeldervaring in detail voor zich kan zien (en zich er later in kan verplaatsen om en eigen standpunt te vormen). De gespreksleider intervenieert als er abstracte of suggestieve vragen worden gesteld, of meningen worden gegeven.
Vraag: Kun je meer vertellen over het moment waarop die vraag voor jou speelde?
Albert: Een tijdje geleden kreeg ik deze opdracht van de directie. Ze wilden iets doen voor de samenleving, zonder daar veel ruchtbaarheid aan te geven. Tijdens onze jaarlijkse management meeting, waar ook veel invloedrijke investeerders komen, wilden ze opkomende muzikanten graag een podium geven. Ze vroegen of ik dat kon realiseren.
Vraag: En hoe heb je dat aangepakt?
Albert: Ik houd van muziek en dacht aan een programma met muzikanten uit verschillende werelddelen. Ik wilde dit ‘goed’ aanpakken en vooral ook met muzikanten zelf spreken om te zorgen dat ik alle partijen tevreden zou kunnen houden.
Vraag: En heb je veel muzikanten gesproken?
Albert: Via een agency heb ik een aantal muzikanten uitgenodigd voor een meeting.
Vraag: Van wat voor muziek houd jij?
Interventie van de gespreksleider: Zou je bij je vragen aan Albert onze hoofdvraag in gedachten willen houden? Welke feiten willen we kennen om na te kunnen denken over de vraag: “Wanneer heeft het nog zin te vechten voor de underdog?” De gespreksleider geeft een voorzetje en vraagt aan Albert: Kun je ons meenemen naar een moment in dit hele proces dat de vraag daadwerkelijk speelde: “Wanneer heeft het nog zin te vechten voor de underdog?”
Albert: Dat was in die bijeenkomst met de muzikanten en andere betrokkenen twee weken geleden. Ik stond het idee te presenteren en ik voelde ineens dat ik met mijn gelikte verhaal en super slides over de hoofden van de aanwezige muzikanten aan het praten was. Ik wilde contact, maar er was een enorme afstand.
Vraag: En toen ?
Albert: Toen vroeg een van de muzikanten of er ook geld beschikbaar werd gesteld om de optredens te organiseren. Ik wist dat dat niet zo was. Mijn opdrachtgever wil alleen de mogelijkheid om op te treden faciliteren. Voor de muzikanten levert dat exposure bij belangrijke contacten op, zo redeneert de bank.
Vraag: En wat was dan precies jouw verantwoordelijkheid? (goede vraag, gezien de hoofdvraag)
Albert: Om te kijken of we dat podium konden creëren, de muzikanten zichtbaarheid geven.
Interventie: Kunnen jullie misschien nog wat vragen stellen om het specifieke moment te bepalen waar het om draaide gezien de vraag: “Wanneer heeft het nog zin te vechten voor de underdog?”
Vraag: Wanneer speelde die vraag het meest?
Albert: Dat was toen ik het committent van de muzikanten zag. Ze zijn allemaal met hart en ziel betrokken bij hun muziek en willen er dag en nacht voor werken. Ze hoeven er niets aan te verdienen maar willen dat wat ze doen gewaardeerd wordt. En ik weet dat er van de zijde van de bank maar in beperkte mate aandacht voor zou zijn, en was er niet zeker van of de bank het wel op waarde zou weten te schatten.
Vraag: Hoe zag die betrokkenheid van de muzikanten eruit?
Albert: Het drong vooral tot me door toen één muzikant, zei: ‘Wij willen hier misschien wel in investeren maar waarom wil de bank dit eigenlijk?’ Toen realiseerde ik me dat de muzikanten uitgingen van een relatie waarin wederzijds geïnvesteerd moet worden en dat er van de kant van de bank nog niet goed genoeg over nagedacht was. Ik was ineens bang dat de muzikanten hier beschadigd uit zouden komen. Zij zijn de underdog hier.
Vraag: En wat heb je toen gezegd?
Albert: Ik heb gezegd dat ik de bank daar nog niet goed genoeg over na had gedacht. Dat we daarom juist hun expertise nodig hadden.
Vraag: Wat dacht je daarna? (goede vraag)
Albert: Ik dacht. Ik weet dat mijn opdrachtgever niet de veronderstelde betrokkenheid bij de muzikanten heeft.
Vraag: En wat voelde je daarbij? (goede vraag, achter denken en gevoel zitten vaak iemands normen).
Albert: Het voelde als een ongelijkwaardigheid tussen de partijen waar ik niet eerlijk over kon zijn.
Gespreksleider: Gezien de tijd zou ik graag deze concretiseringsfase afronden. Vandaar dat ik nog één keer aan Albert vraag: ‘Wat was nou het moment waar het om draaide gezien de vraag: “Wanneer heeft het nog zin te vechten voor de underdog?”
Albert: Dat was eigenlijk nadat de muzikanten zich teruggetrokken hadden om zich te beraden en terugkwamen met de verheugende mededeling dat ze het wel wilden doen. Dat gaf me buikpijn.
Dit moment noemen we het ‘hittepunt’.
3. VERPLAATSEN
Tot zover Albert’s bijdrage als voorbeeldgever. Vanaf hier verplaatsen de deelnemers zich in de situatie en wordt de uitgangsvraag van iedereen, zodat we gezamenlijk kunnen reflecteren. Het is niet de bedoeling Albert hulp of advies te bieden. Het is geen intervisie. Het is ieders reflectie op de gemeenschappelijke vraag. Allen verplaatsen zich – als zichzelf – in het hittepunt.
Aan de deelnemers -met uitzondering van de voorbeeldgever- wordt nu gevraagd: Als jij je in Albert’s situatie zou bevinden, in het hittepunt:
1. Wat zou jij voelen?
2. Wat zou jij denken?
3. Wat zou jij doen?
Schrijf je antwoorden op een vel papier. Dit waren de antwoorden:
Voelen:
Knoop in m’n maag. Ongemakkelijk. Dat de grond onder m’n voeten verdwijnt.
Denken:
Ik ben het paard van Troje/ Ze weten niet welke wereld ik vertegenwoordig / Niets bijzonders, hier zijn twee volwassen partijen bij betrokken.
Doen:
Doorgaan op de ingeslagen weg / De partijen met elkaar in contact brengen / Mezelf op het spel zetten, eerlijk zijn naar m’n opdrachtgever.
4. ARGUMENTEREN
Nu worden de deelnemers gevraagd om een voorlopig antwoord te geven, plus een argument daarbij, op de hoofdvraag: “Wanneer heeft het nog zin te vechten voor de underdog?” Bovendien worden ze gevraagd in hun argumenten dicht bij de voorbeeldsituatie te blijven. De volgende antwoorden en argumenten werden door de gespreksleider op de flip-over genoteerd:
1.Antwoord: Wanneer beide partijen nog niet met elkaar in gesprek zijn geweest
Argument hierbij: want de vertaalslag is nog niet gemaakt waardoor de gevoelswaarde van de muzikanten nog aan het bedrijf kan worden overgebracht zodat gelijkwaardigheid ontstaat.
2.Antwoord: Wanneer je voelt dat er nog ruimte is. Als de underdog nog gehoord kan worden door de andere kant.
Argument hierbij: want als er gevochten moet worden is het al te laat.
3.Antwoord: Het heeft geen zin om te vechten voor een underdog.
Argument hierbij: want er is sprake van twee partijen (niet van een underdog), die als volwassenen een contract met elkaar kunnen sluiten, of niet.
4.Antwoord: Zolang het beide partijen niet méér schaadt dan waartoe ze bereid zijn.
Argument hierbij: want de muzikanten lopen schade door werk te doen waar ze niet voor betaald worden en de schade van de bank is dat ze zich met randzaken bezig houden waartoe ze niet zijn opgericht.
Nu vraagt de gespreksleider aan de groep om de antwoorden en argumenten in de groep te bespreken en vergelijken. ‘Welke dimensies zien we hier?’ Wat staat er tegenover elkaar?
In deze discussie kwamen de volgende inzichten naar voren:
-Alle partijen hebben hun eigen verantwoordelijkheid om hun grenzen aan te geven.
-Samenwerken op gelijkwaardig niveau kan niet zonder direct contact tussen de betrokken partijen.
-De gevoelswaarde (in persoonlijk contact) dringt altijd dieper door dan een rationeel verhaal dat indirect gebracht wordt -hoe goed onderbouwd ook-
5. DE ESSENTIE
De gespreksleider vraagt de aanwezigen of ze met elkaar een universele uitspraak kunnen formuleren die dit gesprek heeft opgeleverd. Het wordt:
Vechten voor de underdog betekent dat er een ongelijkwaardigheid in het spel is. Je moet beide partijen als gelijkwaardige spelers in een open contact samenbrengen.
Pas als de intentie van beide zijden duidelijk is, is er sprake van gelijkwaardigheid.