Over transparantie in de samenleving

 

Aanleiding voor deze vraag was enerzijds de groeiende transparantie als gevolg van internet en anderzijds het groeiend bewustzijn van het publiek dat leiders vaak informatie achterhouden of verdraaien.

Hieronder tref je een beschrijving van een socratisch gesprek van ca. 1 1/2 uur, in 5 stappen. Voor de volledigheid eerst nog even de structuur en de regels waaraan een socratisch gesprek moet voldoen:

STRUCTUUR:

 

REGELS:

(dit zijn tevens een aantal van de belangrijke socratische vaardigheden)

– Stel je oordeel uit

– Luister nauwkeurig

– Wees concreet/ vraag naar de feiten

– Denk zelf, verlaat je niet op kennis of autoriteit van anderen

– Verdraag het niet-weten

– Stel je empathie uit

– Gebruik in je vraag de woorden van de ander

 

 

1.DE VRAAG

“Wanneer leidt transparantie tot een betere samenleving?”

 

2.CONCRETISEREN

Keuze van het voorbeeld

De overtuiging van Socrates en zijn tijdgenoten, waaronder Plato en Aristoteles, was dat wijsheid niet uit kennis voortkomt maar alleen kan ontstaan door reflectie op eigen gedrag. Vandaar dat we in een socratisch gesprek niet abstract redeneren, maar de eigen ervaringen van de aanwezigen analyseren. We zoeken de essenties van die ervaringen waarmee de voorliggende vraag beantwoord kan worden.

 

De voorbeeldervaring die werd gekozen was die van Leo. Hij is commissaris bij verschillende Nederlandse bedrijven. De aanleiding voor zijn vraag was een beslissing van de Nederlandse wetgever vijf jaar geleden om beursgenoteerde bedrijven te verplichten de hoogte van bonussen openbaar te maken. Deze verplichting tot transparantie had volgens Leo niet tot het gewenste resultaat geleid.

 

Onderzoeken van het voorbeeld

Na een korte omschrijving van het voorbeeld stelden de deelnemers (feit) vragen aan Leo. Deze onderzoeksfase van het gesprek dient voor iedereen om de feitelijke details van de ervaring(en) te leren kennen en het hittepunt daarin te vinden. Het hittepunt is het moment of de uitspraak binnen de ervaring die het schuurpunt vertegenwoordigt waar het in deze vraag om draait. Daarnaast dienen alle deelnemers de ervaring van de voorbeeldgever helder, ‘als een filmpje’ voor zich te zien opdat zij zich later kunnen verplaatsen in de situatie van de voorbeeldgever en zichzelf kunnen afvragen wat hij/zij hier zou doen.

In deze onderzoeksfase komt het aan op de socratische houding van luisteren en vragenstellen. Er wordt eerst alleen naar de feiten van de voorbeeldervaring gevraagd (wie, wat waar, wanneer, hoe, wat werd er gedaan, gedacht en gevoeld?) en later ook naar beweegredenen bij die feiten (wat maakte dat iemand dat dacht/deed?).

Eerst lichtte Leo de voorbeeldervaring nader toe:

Direct toen Leo de nieuwe regelgeving in de krant zag staan, dacht hij: ‘ben ik gek of is dit een hele domme maatregel?’ Toch heeft hij zich destijds daar niet over uitgelaten. Hij wilde de regel het voordeel van de twijfel geven. Het was mogelijk geweest dat bekendmaking van de bonussen tot georganiseerd protest bij personeelsleden van sommige ondernemingen zou leiden en dat dit op termijn de hoogte van de bonussen zou matigen .

Maar wat gebeurde was het tegenovergestelde: niet het personeel maar de directies en commissarissen reageerden op de hoogte van elkaars bonussen. De kennis van het gemiddelde niveau van de bonussen leidde ertoe dat degenen die onder het gemiddelde zaten om een verhoging vroegen en dit ook kregen. Zo heeft de maatregel geleid tot een opstuwing van de hoogte van bonussen; een haasje-over-effect dat nog steeds gaande is.

 

Voordat dit voorbeeld definitief gekozen werd ging de gespreksleider nog even na of Leo het antwoord voor zichzelf echt niet wist. Als je het antwoord al weet hoef je geen socratisch onderzoeksgesprek te doen.

Gespreksleider: ‘Het lijkt erop dat je al besloten hebt dat transparantie in dit geval niet tot een betere samenleving heeft geleid. Heb je dan nog wel een vraag?

Leo: ‘Jawel, ik denk nog steeds dat transparantie in principe goed is en vraag me af hoe het dan wel kan werken.

We kunnen dus door met dit voorbeeld.

De deelnemers stelden de volgende vragen aan Leo:

Vraag: ‘Waarom dacht je meteen dat dit geen goede maatregel was?’

Leo: ‘Mensen gaan altijd vergelijken en vergelijking geeft onvrede. En dan komt daar een actie uit voort.’

Vraag: ‘Hoe konden commissarissen en directie verdedigen dat de bonus van de directie opgetrokken moest worden tot het niveau van anderen?’

Leo: ‘Mensen kennen de situatie van de ander niet maar vinden altijd wel een argument. Als hun bedrijf slecht gaat zeggen ze dat het behoud van het bedrijf van hun afhankelijk is en als hun bedrijf goed gaat zeggen ze dat dat aan hun te danken is.’

Vraag: ‘Zijn er bedrijven die niet aan het haasje-over hebben meegedaan?’

Leo: ‘Ja, één grote organisatie is ermee gestopt. De directie zei gewoon op een gegeven moment: ‘We stoppen nu met vergelijken. Het is goed zo.’

Vraag: ‘Was het haasje-over het directe gevolg van de transparantie?’

Leo: ‘Nou ja, de transparantie maakt vergelijking mogelijk en vergelijking is menselijk. Omdat hier de context ontbreekt is het wel een verkeerd soort transparantie.’

Vraag: ‘Wat bedoel je met de context?’

Leo: ‘Mensen zien alleen een gemiddelde en niet de situatie van de bedrijven die de hogere bonus geven. Ze vergelijken cijfers maar interpreteren ze niet. Ze kunnen de cijfers dus niet op hun juiste waarde schatten.’

Vraag: Was de informatie voorhanden om de juiste context te leren kennen?

Leo: ‘Ja, maar mensen zoeken niet verder. Ze zien een kans om hun bonus te verhogen en doen dat.’

 

3. VERPLAATSEN

De deelnemers verplaatsten zich nu -als zichzelf, met hun eigen karakter- in de situatie van Leo en stelden zich voor wat hun standpunt zou zijn in deze kwestie.

Aan de deelnemers werd gevraagd:

Als jij je je in Leo’s situatie zou bevinden:

  1. Wat zou jij voelen?
  2. Wat zou jij denken?
  3. Wat zou jij doen?

Schrijf je antwoorden op een vel papier.

  1. Zeg vervolgens wat jouw voorlopige uitspraak met betrekking tot de uitgangsvraag is.

Soms is het heel relevant om de antwoorden op de vragen voelen, denken, doen (1, 2 en 3) gezamenlijk te inventariseren. Dat is vooral zo wanneer er voor de voorbeeldgever zelf – en dus ook degenen die zich verplaatsen- veel op het spel staat. In dit geval ging het om het bespreken van algemeen maatschappelijke waarden. We hebben daarom alleen de voorlopige uitspraken collectief besproken (4).

In het verslag hieronder noem ik de (fictieve) namen van de andere gesprekspartners om de standpunten uit elkaar te houden. De voorlopige uitspraken waren:

Anouk: Transparantie is goed al je het koppelt aan een context en als het beoogde doel wordt behaald. Ik heb meegemaakt dat in een organisatie transparantie rondom salarissen werd gevraagd omdat bekend was geworden dat salarissen van vrouwen in gelijke posities als mannen veel lager waren. In dit geval leidde transparantie tot rechtvaardigheid.

Leo: Transparantie moet een middel zijn en geen doel. Transparantie is alleen goed als het het goede doel dient. In dit geval was dat matigen van de bonussen geweest.

Hannah: Transparantie is geen middel maar een principe waar ik achter wil staan. Als je het aan een doel ophangt dan gaat het niet meer om de transparantie.

 

4. ARGUMENTATIE

Nu werd de deelnemers gevraagd hun antwoord op de uitgangsvraag nog eens goed te formuleren en dit te beargumenteren met de feiten uit het ervaringsvoorbeeld.

 Leo: Transparantie is altijd een middel, want als je transparantie introduceert dan ligt vergelijken op de loer en daar volgt een actie uit. Door transparant te zijn verander je de werkelijkheid. Dat is niet altijd ten goede van de samenleving.

Hannah: Transparantie kan de werkelijkheid niet veranderen, want transparantie ís de werkelijkheid. Als er kennis is dan moet je die de mensen niet onthouden.

Op termijn leidt transparantie tot verbetering van de samenleving want het leidt tot maximaal inzicht. De eerste reactie kan egoïstisch zijn maar uiteindelijk zal het een slingerbeweging zijn en komen mensen tot het bewustzijn dat dit niet werkt. Dat bewijst die ene organisatie in het voorbeeld, die wel gestopt is met het haasje-over spelen.

Anouk: In het voorbeeld van de te laag betaalde topvrouwen levert transparantie wel een positief effect op voor de samenleving: meer gelijkheid, meer rechtvaardigheid.

Interventie gespreksleider: In het voorbeeld van de commissarissen levert het ook meer gelijkheid in salarissen op, waarom is dat dan geen rechtvaardigheid?

Leo: Omdat de context ontbreekt.

Hannah: De context ontbreekt niet, maar de commissarissen houden bewust een deel van de werkelijkheid buiten beschouwing. Ze betrekken alleen de context die hun uitkomt. Maar als ze op termijn bereid zijn het grotere geheel te zien, dan worden er vanzelf betere beslissingen genomen.

Leo: Transparantie nodigt uit tot vergelijken en van vergelijken worden we ongelukkig.

Hannah: Nee. We hoeven ons niet ongelukkig te laten maken door het verschil. We zouden niet in ons eigen voordeel moeten reageren maar in het belang van het grotere geheel. Rechtvaardigheid is iets anders dan gelijkheid.

 

5. DE ESSENTIE

In deze fase proberen de aanwezigen de essentie te verwoorden, datgene waar het hen werkelijk om gaat. De gespreksleider heeft een aantal instrumenten om deelnemers te helpen tot de essentie te komen:

a. Dat kan via logische weg, door woorden en tegenspraken nader te analyseren, of bijvoorbeeld door gebruik te maken van syllogismen.

De gespreksleider vroeg Leo in dit geval een syllogisme, een logisch sluitende redenering van zijn uitspraken te maken. Soms kan dat leiden tot verscherping van inzicht. Dit zijn de uitspraken van Leo in het syllogisme:

Conclusie (de uitspraak van Leo): ‘Transparantie is alleen goed als het in het beoogde effect resulteert.’

Minor premisse (de feiten): ‘Transparantie leidt hier tot een ongewenst effect.’

Major premisse (universele overtuiging):       ‘Ongewenste effecten zijn naar.’

Dat leek weinig op te leveren totdat de gespreksleider Leo vroeg wat zijn vooronderstelling onder die laatste uitspraak was. (Vragen naar vooronderstellingen noemen we regressieve abstractie). Een vooronderstelling is de kennelijke overtuiging die onder en uitspraak zit. Wat voor overtuiging van Leo zit onder de uitspraak ‘Ongewenste effecten zijn naar’?

Leo: ‘Dit gaat over maakbaarheid. Je hebt met transparantie een instrument in handen dat effect heeft. Je had ook ‘anders transparant’ ofwel ‘gecontroleerd transparant’ kunnen zijn en dan komen de negatieve effecten niet tot stand.’

Dit leidde tot de volgende reactie van Hannah:

‘Het bewijst juist dat je geen effecten moet nastreven met transparantie, want dan houd je een kunstmatige situatie in stand. Juist als je het loslaat gaan mensen de werkelijkheid zien en kunnen ze pas beseffen dat ze zelf voor rechtvaardigheid moeten zorgen. Zoals bij die ene onderneming waar mensen wel inzagen dat het eeuwige haasje-over uiteindelijk een heilloze weg is.’

Anouk: ‘Dan moeten mensen wel bereid zijn hun eigen belang op te schorten en naar het grotere plaatje te kijken.

 

b. Tot de essentie komen kan ook door eenvoudig naar de essentie te vragen. De gespreksleider vroeg de aanwezigen tot slot:

‘Waar gaat dit uiteindelijk over voor jou? Wat gaat je hierin nu werkelijk aan het hart?

Hierop waren de antwoorden:

‘Transparantie leidt tot verbetering als die in de juiste context wordt ontvangen’

‘De meeste mensen zijn niet in staat het belang van het grotere geheel boven het eigen belang te verheffen.’

‘Gelijkheid is iets anders dan rechtvaardigheid.’

 

Scroll naar boven