
Moet je doorgaan met het betalen van je coach als de relatie wederzijds wordt en voor de coach persoonlijk ook veel oplevert?Hieronder tref je een beschrijving van een socratisch gesprek van ca. anderhalf uur in vijf stappen. Voor de volledigheid eerst nog even de structuur en de regels waaraan een socratisch gesprek moet voldoen:
STRUCTUUR:
REGELS:
(dit zijn tevens een aantal van de belangrijke socratische vaardigheden)
– Stel je oordeel uit
– Luister nauwkeurig
– Wees concreet/ vraag naar de feiten
– Denk zelf, verlaat je niet op kennis of autoriteit van anderen
– Verdraag het niet-weten
– Stel je empathie uit
– Gebruik in je vraag de woorden van de ander
1.DE VRAAG
Als eerste werd een vraag gezocht die alle aanwezigen graag onderzocht willen hebben. De oorspronkelijke vraag van een van de aanwezigen was of je geld mag vragen voor een coachrelatie als deze relatie jou ook persoonlijk veel brengt. Mag je daar dan geld voor (blijven) vragen?
2.CONCRETISEREN
Daarna werd een ervaringsvoorbeeld gekozen van een van de aanwezigen waarmee de vraag onderzocht kon worden. Het voorbeeld van Charles werd gekozen. In zijn voorbeeld was hij de cliënt, hetgeen de vraag veranderde en tot de bovenstaande vraag leidde. Charles heeft sinds anderhalf jaar een spirituele coach waarmee hij gesprekken over uiteenlopende onderwerpen heeft. Hij heeft de coach via een zoektocht op internet gevonden en betaalt hem een substantieel bedrag voor de gesprekken. Na de vijf eerste gesprekken hebben Charles en zijn coach naar elkaar uitgesproken dat de relatie voor beiden -en niet alleen voor Charles- veel betekent. Nadat dit was uitgesproken (ca. een jaar geleden) heeft Charles getwijfeld of het nog klopte dat hij zijn coach voor zijn diensten betaalde.
Onderzoeken van het voorbeeld
Nu stellen de deelnemers feitvragen aan Charles. Het doel van de vragenstellers is om het voorbeeld van Charles zo duidelijk voor zich te zien, dat zij zich straks (in de fase hierna) kunnen verplaatsen in Charles’ situatie.
Let op: Het gaat er niet om de voorbeeldgever te helpen en te adviseren (zoals bij intervisie), het doel is dat alle deelnemers gaan reflecteren over de uitgangsvraag en dat doen aan de hand van hetzelfde ervaringsvoorbeeld.
In deze vraagfase komt het aan op de socratische houding van luisteren en vragenstellen. Er wordt naar feiten gevraagd (wie, wat waar, wanneer, hoe, wat werd er gedaan, gedacht en gevoeld?) en naar beweegredenen bij die feiten (wat maakte dat iemand dat dacht/deed?).
Lees hieronder welke vragen werden gesteld. De gespreksleider intervenieert wanneer de vragen het concrete, onderzoekende karakter verliezen, met andere woorden als suggestieve, oplossingsgerichte of abstracte vragen worden gesteld. Ik zal hieronder aangeven wanneer er geïntervenieerd moest worden:
Vraag: Hoe verliep de eerste ontmoeting?
Charles: De coach bleek op hoge leeftijd en de locatie was bijzonder, een oude kerk. Ik was blij hem gevonden te hebben. Eindelijk iemand die zich zijn hele leven hiermee bezig heeft gehouden, dacht ik. Zijn houding beviel me, tegelijkertijd leidend en terughoudend.
Vraag: Wat was je coachvraag?
Charles: Ik had geen eigen vraag. Ik wilde over spiritualiteit praten.
Vraag: Waar praatten jullie zoal over?
Charles: Er zaten allerlei fases in het contact. Vaak over gebeurtenissen in het verleden.
Vraag: Werd er een contract opgesteld?
Charles: Alleen mondeling, een afspraak over de prijs.
Vraag: Wanneer dacht je, moet ik hier wel mee doorgaan?
Charles: Het schuurde na het laatste gesprek voor de vakantie vorig jaar. We hadden geconstateerd dat de relatie wederzijds was, dat we beiden een spiegel voor elkaar zijn, en daarna miste ik een gesprek waardoor dit het laatste gesprek voor mijn vakantie was. Er verstreek een lange periode dat we elkaar niet zagen waarin ik nadacht of het nog wel klopte dat ik hem geld gaf, terwijl de relatie wederzijds was geworden.
Vraag: Wat heb je toen gedaan?
Charles: Ik heb hem een email gestuurd dat ik de coachrelatie liever beëindigde. Hij schreef terug dat hij nooit via email afscheid neemt maar altijd persoonlijk. Toen realiseerde ik me dat er nog iets was. Dat ik ook bang was om het gesprek met hem weer aan te gaan. En toen bedacht ik me dat het daarom juist goed voor me zou zijn nog een keer te gaan. En daarna ben ik gebleven.
Vraag: Kun je nog eens vertellen waarom het schuurde?
Charles: Het contact doet me emotioneel iets. Het is een waardevolle geestelijke relatie. Klopt het dan nog wel dat ik ervoor betaal? Dat ligt emotioneel gevoelig.
Vraag: Heb je met hem besproken dat het schuurde?
Charles: Nee.
Vraag: Waarom niet?
Interventie: Vermijd het stellen van waarom vragen, tenzij het betrekking heeft op wat er gebeurde in het voorbeeld (de vraag niet over het heden stellen).
Tip: Als je ‘waarom’ in ‘wat maakte dat’ verandert heeft je vraag betrekking op het voorbeeld en is het geen algemene, abstracte vraag waardoor de voorbeeldgever mogelijk de neiging krijgt zich te moeten verdedigen.
Charles: Op een gegeven moment was het ook weer goed. Door stil te staan bij deze frictie werd ik me bewust dat de gesprekken wel altijd over mijn onderwerpen gaan.
Tot hier het onderzoek, mogelijk zijn er later in het gesprek extra feiten nodig. Die kunnen dan opgevraagd worden.
Formuleren van het hittepunt
De voorbeeldgever wordt nu gevraagd wat het hittepunt in dit voorbeeld was, ofwel welk moment het meest bepalend was om de vraag ‘Wat doet het als je betaalt voor een geestelijke (wederkerige) relatie?’ te beantwoorden.
Charles: Dat was in de periode nadat we uitgesproken hadden dat de relatie wederkerig was, gevolgd door de vakantie.
3. VERPLAATSEN
Alle deelnemers verplaatsen zich nu in het hittepunt, met hun eigen karakter en beantwoorden de volgende vragen op schrift:
- Wat zou ik voelen?
- Wat zou ik denken?
- Wat zou ik doen?
De gespreksleider schrijft enkele antwoorden op een flip-over.
Voelen: Twijfel, onzekerheid, nieuwsgierig, nabij, gelaten, blij, wederzijdsheid, positief, verward, schrik, trots, benauwd, het gevoel te moeten voldoen aan
Denken: Dit is een keerpunt, het klopt niet meer
Was het altijd al zo?
Ligt het aan mij?
Waar is de balans?
En nu? Moet dit vriendschap worden, of geeft de coachrelatie mij nog veel?
Rechtvaardigt de symmetrie het contract?
Wil ik betalen voor het geven van betekenis?
Doen: In gesprek gaan hierover en daarna kiezen.
Versnellen, niet blijven malen, bespreekbaar maken.
Nagaan of de ontstane vriendschap door de betaling niet geschaad wordt.
Blijven betalen, zodat ik mijn issues in kan brengen. Als dit niet lukt, stoppen.
Kiezen tussen vriendschap of betaling. Het kan niet samen gaan.
Vervolgens werd iedereen inclusief Charles gevraagd een voorlopig antwoord te geven -op schrift- op de uitgangsvraag. De gespreksleider schrijft de voorlopige antwoorden op flip-over. (Of kiest ervoor een selectie van antwoorden te noteren, bijvoorbeeld alleen de contrasterende antwoorden).
De uitspraken (voorlopige antwoorden op de uitgangsvraag) waren:
1.De relatie onder druk zetten.
2.Dan wordt het ongelijk, het klopt niet meer.
3.Als je betaalt hoef je je niet druk te maken over geven en nemen. In coaching vormt
de ander voor mij geen dilemma.
4.Niks (behalve als de betaling de ontstane geestelijke relatie zou schaden).
5.Het wordt spannend. Je gaat reflecteren op de betekenis van geld.
6.Emotioneel committment gaat niet samen met een coachingsrelatie.
7.Wie betaalt bepaalt de rolverdeling in de relatie. De wederkerigheid is een bonus.
4. ARGUMENTEREN
De gespreksleider kiest nu uitspraken die elkaar tegenspreken en vraagt de deelnemers om op de verschillen te reflecteren. NB Dit is afgeleid van de elenchus* die we Socrates zien toepassen in de dialogen van Plato.
In dit geval kiest de gespreksleider voor de uitspraken 1. en 2. versus uitspraak 4. De deelnemers reflecteren hierop.
-Als we zoveel voor elkaar gaan betekenen dan wil ik het uit het zakelijke trekken. Een wederkerige relatie wordt banaal door de betaling.
-Voor mij heeft geld geen effect. Alles blijft hetzelfde, maar er is betekenis in de relatie bijgekomen. Je moet wel opletten of het voor de ander de vriendschap niet schaadt dat hij betaald wordt.
Hierna ontstond een groepsgesprek.
-Gaan vriendschap en geld samen?
-In vriendschap speelt geld geen rol dus is er geen contract mogelijk
-Zijn er verschillende manieren waarop je betekenis ruimte kunt geven?
-Heeft geld invloed op de relatie?
-Is betaalde vriendschap mogelijk?
-Er is misschien geen contract maar je kunt wel overeenstemming hebben
-Je móet overeenstemming hebben
-Betalen kan de vriendschap schaden
De gespreksleider vraagt aan de laatste spreker om zijn uitspraak te beargumenteren.
Een argumentatie is de rechtvaardiging van hetgeen iemand zegt. In een socratisch gesprek moet bij argumentatie eerst terug worden gegaan naar de feiten uit de voorliggende ervaring (om te voorkomen dat op oud denken wordt teruggegrepen). Dit noemen we een feitargument. Daarna kan iemand zijn uitspraak ook met een overtuiging onderbouwen, als die aansluit op zijn eerder genoemde feiten.
Dit was de argumentatie:
Uitspraak: Betaling kan de vriendschap schaden.
Feiten: Er dreigt een vriendschap te ontstaan. Er wordt voor betaald.
Onderliggende regel(s): Vriendschap is gelijkwaardig en dat er betaald wordt kan daarmee in tegenspraak zijn.
Mogelijk heeft de ander een andere opvatting.
Hierna wordt het groepsgesprek vervolgd.
-het gaat over de betekenis van betaling, over de verwachting die je daarbij hebt
-de ander kan een andere opvatting daarover hebben en het gaat er om dat je er met dezelfde verwachtingen in zit
-je moet overeenstemming hebben
-het gaat over vertrouwen en afhankelijkheid
Er ontstaan twee kanten aan de discussie. Er wordt ook gereflecteerd op de coachingsrelatie:
-een hulpverlenersrelatie kan fragiel zijn
-je moet kiezen of de wederkerigheid voorop moet staan of de coaching.
5. DE ESSENTIE
En tot slot stelde de gespreksleider aan alle deelnemers als afrondende vraag:
Waarover gaat dit gesprek voor jou? Wat gaat jou hierin het meest aan het hart?
De antwoorden waren:
Buiten de kaders denken
Overeenstemming
Gelijkwaardigheid
De perceptie van geld
*Elenchus. Als het kan, past de gespreksleider in de loop van het gesprek meerdere keren de elenchus toe:
Socrates confronteerde iemand graag met tegenstrijdigheden in wat hij zei of in wat mensen onderling zeiden. Het doel hiervan was de ander tot diepere beweegredenen of overtuigingen te brengen (want de ander wordt gedwongen de tegenstrijdigheid te verklaren).
Elenchus = daar waar tegenstrijdige uitspraken worden gedaan laat de gespreksleider de deelnemers deze uitspraken met elkaar vergelijken (waarin verschillen ze? / waarin zijn ze hetzelfde?)